Geschiedenis van de stad Utrecht.
In 47 voor Christus bouwden de Romeinen Ultrajectum ad Rhenumeen, een Castellum om de
grens langs de Rijn te versterken. Na een bloeiperiode ving met de val van het Romeinse
Rijk een periode van chaos aan. Utrecht werd geplunderd door Frankische en Friese legers.
Gedurende deze onrustige tijd leefde de Utrechtse beschermheilige, Sint Maarten. Maarten
was de zoon van een Romeins legerofficier die pas tot het christendom bekeerd was. Op een
koude winterdag trof Maarten een bedelaar aan die geen kleren meer had. Hij herinnerde
zich de woorden van Christus en sneed zijn mantel doormidden. De helft gaf hij edelmoedig
aan de bedelaar. Zo werd hij heilig en tevens schutspatroon van Utrecht. De doorgesneden
mantel van Sint Maarten vormt nu het symbool in het wapen van Utrecht.
In 690, toen Utrecht uiteindelijk ingelijfd was bij het Frankische Rijk, werd Willibrordus
bisschop. Hij maakte de stad tot het geestelijk centrum van het land. Er werden
verschillende kerken gebouwd, onder meer de Pieterskerk, de Janskerk en niet te vergeten
de Domkerk. Deze is door geldgebrek nooit helemaal afgebouwd. Er is flink bezuinigd op de
bouw, waardoor drie eeuwen later tijdens een zware storm het middenschip werd verwoest.
Dit middenstuk is nu het Domplein. De zwarte stenen die je daar nog ziet liggen geven aan
waar vroeger de muren en de zuilen hebben gestaan.
In 1122 kreeg Utrecht stadsrechten en vingen de Utrechters aan met de bouw van hun
stadswallen. Vijf jaar later werd een begin gemaakt met het graven van de Oudegracht.
Handelaren, ambachtslieden en de geestelijkheid drukten een stempel op de ontwikkeling van
Utrecht. De veertiende eeuw betekende een keerpunt in de Utrechtse bloeiperiode: de stad
werd als handelscentrum bedreigd door de opkomst van andere steden. Het economisch
zwaartepunt verplaatste zich naar Holland. Utrecht bleef nog wel marktcentrum voor
landbouwproducten. De stad werd in deze periode uitgebreid met bolwerken en vier
stadspoorten. Aan het eind van de Middeleeuwen werden zoveel grachten en waterwegen
gegraven, dat het waterpeil zakte. Om toch te kunnen lossen, werden toen werfkelders en
-kaden aangelegd, die in Nederland nog steeds vrij uniek zijn. Verder werd Utrecht in die
tijd geteisterd door epidemieën en branden; aangezien veel huizen van hout waren, stond
de stad soms wel een week lang in brand.
Aan de Opstand tegen de Spanjaarden heeft ook Utrecht deelgenomen. Zo werd in 1577 een
burcht van Karel de Vijfde, kasteel Vredenborch, gesloopt. Volgens legendes gebeurde dit
op initiatief van Catrijn van Leemput, een vroege feministe. De Gouden Eeuw heeft haar
invloed op de stad Utrecht ook doen gelden. Meer geld en tevens meer projecten zorgde voor
nieuwe straten, verbreding van bestaande straten en de bouw van luxe huizen voor de
gegoede burgerij. Ook de toegangswegen over land en water werden verbeterd: zo werd de
Leidsche Rijn gegraven, die als trekvaartverbinding tussen Leiden en Utrecht ging dienen.
De Utrechtse Universiteit stamt tevens uit deze periode, namelijk uit 1636. De studenten
en hoogleraren kregen destijds een kolfbaan, de huidige Maliebaan, waarop zij naar
hartelust het veertiende-eeuwse spel kolf konden spelen.
Hoewel Utrecht op het kruispunt lag van veel belangrijke handelsroutes speelde de stad
omstreeks 1830 geen grote rol in de internationale handel. Utrecht fungeerde slechts als
streekcentrum. De komst van de spoorwegen bracht uiteindelijk een verbetering van de
stedelijke economie. In 1843-1845 werd de spoorlijn Amsterdam-Utrecht-Arnhem aangelegd,
gevolgd door de lijn Utrecht-Rotterdam. Utrecht werd nu steeds belangrijker als
industrieel centrum: de spoorwegmaatschappijen brachten naast meer werk ook uitgebreidere
distributiemogelijkheden met zich mee. Nu werd Utrecht een aantrekkelijke vestigingsplaats
voor industrieën.
De bouw van huizen verliep eerst vrij ongeorganiseerd, men bouwde gewoon in wilde weg.
Vanaf 1870 ontstond nieuwbouw, met name om de slecht behuisde arbeiders betere huisvesting
te geven. Deze nieuwbouw was hoofdzakelijk in handen van particulieren. De
arbeiderswoningen die toen gebouwd zijn kun je nu onder andere nog terugvinden in de
Bleekstraat. Ondertussen werd de stad in alle richtingen uitgebreid. De meest omvangrijke
uitbreiding vond plaats aan de oostzijde van de stad, vooral door de aankoop van
landgoederen.
In de oude stadskern moesten in de loop van de tijd de traditionele bewoning en de
industriële activiteiten steeds vaker plaats maken voor winkels en kantoren, de
zogenaamde 'cityvorming'. De bevolking van Utrecht bleek na de Tweede Wereldoorlog erg
snel te groeien, zodat woningzoekenden zich buiten de stadsgrenzen moesten vestigen. In
1954 werden daartoe de gemeentegrenzen uitgebreid. Nu was de bouw van nieuwe wijken
mogelijk, zoals Hoograven, het Kromme Rijngebied, Kanaleneiland, Overvecht en Rijnsweerd.
Helaas kwam met de groei van de stad ook een ingrijpende beslissing over de oude
binnenstad tot stand. De stadskern moest worden aangepast aan een vergrote stad. Zo werden
andere de noordelijke helft van de Catharijnesingel en de Weerdsingel Westzijde
gedempt.Veel straten werden verbreed, waartoe rijen oude panden werden gesloopt:
bijvoorbeeld in de Nachtegaalstraat en in de Lange Viestraat. Ook de bouw van Hoog
Catharijne hoorde bij de plannen voor de oude binnenstad. Hiervoor moest praktisch de hele
wijk-C gesloopt worden! Gelukkig is veel van de Utrechtse historie zichtbaar gebleven en
kunnen de bewoners trots zijn op een waardige oude stad.
Bron: Universiteit Utrecht.